De Fokker D.VII bij de MLDTegen het einde van de eerste wereldoorlog beschikte de Nederlandse defensie nog steeds niet over moderne vliegtuigen. Er werd gevlogen met een allegaartje aan geïnterneerde toestellen van de strijdende partijen. Om deze situatie te verbeteren plaatste het munitiebureau in oktober 1918 bij de Nederlandsche Automobiel- en vliegtuigfabriek Trompenburg (kortweg "Spijker") een grote bestelling ter waarde van 5,6 miljoen gulden, een voor die tijd astronomisch bedrag. Voor dit bedrag zou Trompenburg 78 Spijker V3 jagers en 118 Spijker V4 verkenners leveren. Vanuit het niets een competitieve militaire vliegtuigindustrie oprichten bleek echter geen eenvoudige opgave. De Spijker toestellen voldeden niet aan de gestelde eisen en zo beschikten de LVA, MLD en LA/KNIL eind 1919 nog steeds niet over moderne vliegtuigen.
Ondertussen had Anthony Fokker zich na de Duitse capitulatie gerealiseerd dat voortzetting van zijn bedrijf daar weinig zin had, en besloot naar Nederland terug te keren. Al snel was Fokker op de hoogte van de problemen waarin de firma Trompenburg terecht was gekomen en hij zag meteen kansen om zijn voorraad C-I's en D-VII's aan de man te brengen. Na onderhandelingen tussen Fokker en Trompenburg werd aan het munitiebureau voorgesteld dat Trompenburg in plaats van de Spijker V3 en V4, Fokker C-I en D-VII toestellen zou leveren. Dit was voor alle partijen het beste alternatief om de slepende contractuitvoering tot een goed einde te brengen.
Met een concept overeenkomst kon Fokker, met medewerking van de Duitse douane en zonder tegenwerking van de geallieerde controleurs, praktisch de hele inventaris van de fabriek in Schwerin naar Nederland overbrengen. Hiervoor waren 6 treinen van in totaal 350 wagons voor nodig, wat het “smokkelverhaal” zoals door Fokker in zijn autobiografie beschreven, nogal onderuit haalt. Nu dit materiaal in Nederland was kon er, na het oplossen van de nodige financiële verwikkelingen tussen Trompenburg, Fokker en de Nederlandse overheid, een begin worden gemaakt met de levering.
Op 16 oktober 1919 sloot het munitiebureau voor het ministerie van marine een contract af voor de levering van 20 D-VII’s met 185 PK BMW IIIa hoogte motoren. Zo beschikte de MLD begin 1920 eindelijk over moderne jagers! De toestellen moesten in oorlogstijd de marinehavens van Den Helder en Vlissingen beschermen tegen vijandelijke bomaanvallen.
De eerste 6 Fokkers voor de MLD staan klaar voor aflevering.
(Bron: Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie)
Het modelVan mezelf mocht ik na de NF-5 weer een nieuwe doos uit de stapel trekken. Omdat ik zin had in een goed passend en eenvoudig te bouwen model heb ik voor de Fokker D.VII van Eduard gekozen, in dit geval de OAW versie in profipack uitvoering. Hierin zitten alle onderdelen om een door Fokker gebouwd toestel te kunnen maken, de uitvoeringen van Albatros, OAW (Ostdeutsche Albatros Werke) en Fokker verschilden van elkaar doordat zij allemaal een andere bouwwijze hanteerden.
Doos en gietramen.
Omdat ik graag een toestel van direct na de aflevering wilde maken moest er ook nog een setje decals komen. Hiervoor is Dutch Decal 72071 een logische keuze. Omdat deze uit 2012 stamt was het even zoeken, maar gelukkig had Naval Models nog een exemplaar.
Omdat ik tijdens het drogen van de NF-5 al was begonnen ben ik al een aardig stuk op weg.
De kit is lekker compleet, lozenge decals voor de binnenzijde van de romp, stoelriemen en PE details voor in de cockpit en een mooie detaillering.
De brandstofopvoerpomp is van een stukje Albion buis gemaakt, net als de echte uit koper.
Alleen voor de stiknaad onderaan de romp, waar Eduard een apart onderdeel voor heeft meegeleverd, moest een dun strookje plastic (0,13 mm.) worden geplaatst om te voorkomen dat deze te diep kwam te liggen.
Dat was het dan voor deze eerste aflevering, tot de volgende update.
Gr. Sjaak