Bert mijmert.
Vroeger, vroeger, vroeger, het is in ieder geval heel lang geleden, zeg maar nog ver in de vorige eeuw. Internet moest nog uitgevonden worden, muziek speelde je nog af door een grote zwarte schijf (LP) te plaatsen op een zogenaamde platenspeler. De wegen waren wel al geasfalteerd, maar na een flinke regenbui bleven er altijd van die mooie diepe waterplassen achter, zoab asfalt kende men toen nog niet.
De zomers duurden lang, en bomen waren nog volledig groen. Nu haal ik de zomer aan, maar in die tijd waren de seizoenen nog gewoon seizoenen, met hun karakteristieke eigenschappen die bij elk jaargetijde hoorden. In de herfst lagen de bladeren dan ook metershoog opgeblazen, en als je in zo’n berg met bladeren sprong, moest je zorgen dat je er niet helemaal in verdween. Dubbel glas hadden we thuis niet, dus als het vroor, en dan heb ik het wel over echte vorst, dan werden de ramen drie keer zo dik en wazig door de aanvriezende ijsbloemen.
Ook was er s’winters zoveel sneeuwval, dat je een iglo kon bouwen, die wel zeker vijf keer groter was als jezelf. Doordat het gewoon stug door bleef vriezen, bleef die iglo vaak ook tot ver in de zomer staan.
Alleen in de lente hadden we dan geen oog voor die iglo, de natuur ontwaakte. De vogel concerten s’morgens zijn tegenwoordig nooit meer geëvenaard, zo mooi, zo intens en zo overweldigend. De bomen werden dieper groen als het vale van tegenwoordig, en aan bloemen zat nog een heerlijke zoet weeïge geur. Je had toen van die witte bloemen, daar moest je de kelk van plukken, en dan kon je van de “achterkant” zo heerlijk de honing in spe eruit zuigen.
Zelf was ik niet van het type dat een “appeltje” ging jatten bij de groenteboer. We woonden vlakbij de natuur, een mooi groot bosgebied waarin je dagen lang kon verdwalen, maar wat tegenwoordig helaas bijna volgebouwd is met vinexwoningen. In dat natuurgebied stonden diverse fruitbomen. Nog nooit heb ik racekak gehad van al die kilo’s pruimen die ik binnen een paar dagen zelf plukte, en ook meteen mijn spijsverterings kanaal inpropte. Was die pruimenboom door mij en mijn jeugdvrienden helemaal leeggeplunderd, dan waren er nog voldoende kersenbomen over. Ook aan de bramenstruiken kon je je in die tijd nog volvreten zonder enge ziektes op te doen.
Mijn opa had destijds een hele mooie rode zeepkist voor mij gemaakt met spaakwielen. En omdat het hier in het Limboland redelijk heuvelachtig is, hebben we daar eindeloos veel plezier van gehad. Niks geen (not street Legal) motortjes. Nee, gewoon een zeepkist, die je handmatig bergop moest duwen, om daarna met volle vaart de wind en met de tanden vliegjes vangend de heuvel af te sjezen. Over het overige verkeer hoefde je je eigenlijk niet druk te maken. Nog niet zo heel lang geleden in de vorige eeuw viel dat best wel mee.
Er was s’avonds nog plaats genoeg in de straat om bijvoorbeeld stoeprandje te spelen, te badmintonnen, of gewoon alle buurtkinderen verzamelen, en alle potten en pannen uit moeders keuken ongevraagd mee te nemen, en zo de plaatselijke fanfare na te spelen. Zonder dat de buurt over geluidsoverlast klaagde, nee iedereen kwam naar buiten en applaudisseerde volop mee.
Het barbecue fenomeen begon net vanuit Amerika een beetje door te dringen, en de sporadische avonden in de zomer dat de gehele familie uitgenodigd was voor dit bijzondere verschijnsel, waren ook de sporadische avonden dat het regende dat het goot. Liters spiritus werden dan ook tegen beter weten in gebruikt om de barbecue toch brandende te houden. Ingewikkelde en nieuwerwetse vleesgerechten bestonden nog niet, of waren voor de gewone man onbetaalbaar. Zodoende werden we volgepropt met frikadellen, hamburgers en Duitsche bratwursten. We hadden er echter niet minder lol om.
Ergens in de jaren zeventig van die vorige eeuw kreeg ik van mijn ouders een spoorbaan cadeau, een Nederlandse trein, met Nederlandse wagons. De eettafel was van het type dat door een ingenieus mechanisme groter gemaakt kon worden. Hier werden de rail in een acht vorm opgelegd en de trein kon zijn route gaan rijden. Nog geen week later kwam mijn vader thuis met wat doosjes, doosjes met afbeeldingen van huisjes. Zo ver ik het me nog herinneren kan moeten deze wel van Pola geweest zijn. Het betaalbare merk voor de gewone en eenvoudige man.
Samen met mijn vader ging ik aan de keukentafel zitten en gingen we aan de knutsel, en probeerden wij het probleem te doorgronden van het in elkaar zetten van een modelbouwhuisje. Ik voelde me gelijk tien jaar ouder, omdat mijn vader met mij ging overleggen hoe we dit het beste konden aanpakken. Een jaar of zes, zeven zal ik geweest zijn maar daar en toen ergens moet het zijn geweest dat ik bevangen werd door het modelbouwvirus, de magie van al die losse onderdeeltjes die samen een mooi geheel vormden. Een huisje waar ik samen met mijn vader trots op was. Een huisje dat de aandacht wegtrok van de spoorbaan door het “vakmanschap” waarmee deze gebouwd was.
Een herinnering waar ik nu, tien jaar na de eeuwwisseling en zeker dertig jaar na dato nog veel plezier aan heb.
Bert
|