Ik schop dit 1 jaar oude topic toch nog even naar boven, omdat er nog veel interessants over te zeggen is.
Wim´s vraag is natuurlijk wel een hele goede, en één die mij ook vaak bezig gehouden heeft: waarom ga je een vliegtuig enerzijds zorgvuldig camoufleren met een camouflagepatroon zodat het minder opvalt, en er dan felgekleurde vlakken of strepen opzetten, zodat het juist méér opvalt. Dat klinkt tegenstrijdig, en dat is het ook. Het heeft ook te maken met twee tegenstrijdige belangen, namelijk het streven naar onzichtbaarheid voor de vijand enerzijds, en het streven naar herkenbaarheid voor de eigen troepen anderzijds. We zien de balans tussen die twee voortdurend heen en weer bewegen, als gevolg van ervaringen over de tijd en de specifieke tactische situatie op een bepaald moment, op een bepaalde locatie. Juist het veelvuldig veranderen van camouflagepatroon en herkenningstekens in een korte periode (zoals de Tweede Wereldoorlog) geeft al aan dat een bevredigende oplossing eigenlijk niet werd gevonden, want het was óf het een (goed gecamoufleerd) óf het ander (goed herkenbaar). Veel van die heel opvallende markeringen waren nogal tijdelijk van aard, maar doen het in de plaatjesboeken en bij de modelbouwers natuurlijk goed.
Duitse jagers tijdens de Slag om EngelandDe camouflage en markeringen van de Messerschmitt Bf109 voor, tijdens, en na de Slag om Engeland zijn een goed voorbeeld voor zo'n dynamisch proces waarin van één uiterste naar een ander wordt gegaan en weer terug.
Tijdens de inval in Polen, en gedeeltelijk tot de Noorse veldtocht van April 1940 hadden de Messerschmitts dezelfde camouflage als de Duitse bommenwerpers: een splinterpatroon van zwartgroen en donkergroen op de bovenzijde en de zijkanten van het toestel. En lichtblauw aan de onderzijde. Dat was een goede camouflage voor vliegtuigen die op de grond stonden opgesteld. Dat was tot die tijd ook een belangrijke waarde voor de Duitse luchtmacht. Het verkleinde het risico van een pre-emptive strike door de geallieerden, en maakte het inschatten van de omvang en opstelling van de Duitse luchtmacht door luchtverkenning moeilijker.
Tijdens de luchtgevechten boven zee en op wat grotere hoogte, zoals die vanaf de inval in Noorwegen plaatsvonden, bleek dat de donkere camouflage, die zo goed beschermde op de grond, in de lucht juist een nadeel was. Het toestel stak door zijn donkere kleur scherp tegen de horizon af. Daarom werd de demarcatielijn tussen de donkere groene kleuren en het lichtblauw naar boven verschoven. Een volgende stap was om het zwartgroen te vervangen door de lastig te omschrijven kleur RLM 02 (licht groen/grijs met iets bruinigs. De kleur van ouderwetse kantoormeubelen). De camouflage van het toestel in de lucht verbeterde hierdoor. De camouflage van het toestel op de grond nam echter af. Maar dat werd in deze fase van de strijd voor lief genomen. De Duitse luchtmacht opereerde nu namelijk vooral offensief, boven het grondgebied van de vijand. En die vijand (Nederland, Noorwegen, Engeland) was in deze fase van de oorlog maar beperkt in staat Duitse vliegvelden aan te vallen.
Toen vanaf augustus 1940 de Battle of Britain zich ontwikkelde vonden dagen achter elkaar grote luchtslaggen plaats met tientallen en soms honderden toestellen tegelijk in de lucht die als zwermen woedende horzels om elkaar heen draaiden. In deze onoverzichtelijke en chaotische omstandigheden was het voor piloten een zaak van leven of dood om in een fractie van een seconde te kunnen herkennen of het toestel dat vlak achter je hing er een van jezelf was of een van de vijand. Binnen enkele weken werden vooral de de neuzen, maar ook roeren en vleugelpunten van vele Duitse toestellen in opvallende herkenbare kleuren gespoten, vooral geel en wit. Dat deed de camouflage van de toestellen natuurlijk vrijwel geheel teniet. Maar in deze fase van de strijd werd herkenbaarheid door de piloten als belangrijker ervaren dan onzichtbaarheid.
Toen de Slag om Engeland vanaf oktober 1940 langzaam uitdoofde, en de Duitsers overgingen op nachtbombardementen, kwamen de grote luchtslagen niet meer voor. Even snel als de felgekleurde markeringen opgekomen waren, zo snel verdwenen ze ook weer. Want nu de Britten per saldo hun luchtoverwicht boven het eigen grondgebied hadden veilig gesteld was opvallen juist het laatste wat de Duitse piloten wilden. Al tijdens de Slag om Engeland had zich een nieuwe ontwikkeling voorgedaan op het gebied van de Duitse vliegtuigcamouflage, namelijk de mottling. Die werd in het veld aangebracht, en sommige Geschwaders hadden hun eigen specifieke stijl. Deze met de hand aangebrachte vlekken zorgden voor een geleidelijke en wazige overgang tussen de donkere kleuren op de bovenkant en het lichtblauw op de onderkant. Zo werd gepoogd het beste van twee werelden te verenigen: goede camouflage op de grond en goede camouflage in de lucht. Aan het westelijke front blijft tot aan het einde van de oorlog camouflage belangrijker als herkenbaarheid. De fel gekleurde vlakken zie je daar niet meer terugkeren. Maar in de Middellandse zee en aan het Oostfront was dat weer anders.
In het bovenstaande verhaal zie je dus hoe in een paar maanden tijd een camouflagesysteem onder invloed van de tactische en strategische omstandigheden meerdere keren wordt aangepast en van het ene uiterste (camouflage) verschuift naar het andere uiterste (herkenbaarheid) en weer terug.
De Britten kampten in deze periode met vergelijkbare problemen. Daarover gaat het volgende stukje.