Het was bijna ‘Euravia’ geweest. De heer Abraham Johannes Daniel Steenstra Toussaint, tot 1951 Nederlands consul in de Filippijnen, was in 1959 producent van fietsen in België. Als adviseur bij Rotterdam Air Handling raakte hij geïnteresseerd in luchtvaart. Dit was in een tijd dat tal van kleine chartermaatschappijen de kop op staken. Ook Steenstra Toussaint zag handel in de sterk groeiende vakantievliegmarkt en richtte op 8 juli 1959 Euravia Air Transport op, met als thuis basis Maastricht. Hij sloot een overeenkomst met de Britse touroperator Universal Sky Tours en huurde een Skymaster waarvoor bij de RLD de registratie PH-EUR werd gereserveerd. De Skymaster werd echter afgekeurd op de elektrische bedrading en is later verbouwd tot Carvair.
In een tweede poging vliegtuigen te bemachtigen probeerde Steenstra Toussaint aan drie Convair 240’s te komen. Het plan was met ex KLM personeel te gaan vliegen. Ervaren stewardessen gingen immers met 33 jaar verplicht met ontslag, of eerder als ze trouwden. Ook dit plan mislukte door dat de financiering niet rond kwam.
Touroperator Universal Sky Tours was het Nederlandse gedoe zat en richtte zelf een maatschappij op onder de naam Euravia London ltd. In 1964 werd deze naam gewijzigd in Britannia Airways, dat we vandaag de dag kennen als TUI dochter Thomson Airways.
Poging 2; Transavia Limburg. Tegen het einde van 1965 probeerde Steenstra Toussaint het nog een keer. Nu samen met een schotse zakenman richtte hij, weer in Maastricht, een luchtvaartmaatschappij op die korte vluchten zou gaan maken naar nabijgelegen bestemmingen. De naam luidde Transavia Limburg N.V. op 3 januari 1966 kreeg Transavia Limburg toestemming om vanaf Maastricht en Rotterdam met Dakota’s te gaan vliegen.
Wederom leek het avontuur voortijdig te stranden door gebrek aan voldoende financiering. Maar toen was daar Boreas Corporation uit Florida. Deze handelaar in tweedehands vliegtuigen wilde een graantje meepikken van de lucratieve Europeese chartermarkt en kocht een meerderheidsbelang in aandelen Transavia Limburg.
Transavia HollandBoreas ging een stuk grondiger te werk; voormalig MAC chef-vlieger Pete Holmes en voormalig rechterhand van Martin Schröder zelf, John Block, werden aangesteld als respectievelijk operationeel directeur en algemeen directeur. Daarop stelde Boreas drie voormalig Transair Sweden DC-6’en beschikbaar. Half juni 1966 kwam DC-6B PH-TRC aan op Schiphol. Kort daarna gevolgd door DC-6 PH-TRA en PH-TRB (met de kortere romp). Ook werd Maastricht Airport te klein geacht voor de plannen van Boreas, dus werd een nieuwe vergunning aangevraagd voor vluchten vanaf Schiphol. Maar zo gemakkelijk lieten KLM , MAC en Schreiner Airways de nieuwkomer niet toe in hun territorium. Er werden hoorzittingen gehouden en alles werd grondig onder de loep genomen. Maanden hebben de DC-6’en werkeloos staan wachten op Schiphol-Oost. Pas op 14 november 1966 verleende Staatsecretaris Posthumus de vergunning om te gaan vliegen. Transvia Holland was een feit.
Woensdag 16 november 1966 Eerste vluchtTwee dagen na het verkrijgen van de vergunning werd de eerste charter uitgevoerd; het Nederlands Danstheater werd van Amsterdam naar Napels gevlogen. Daarbij vergezeld door het voltallige Nederlandse Ballet Orkest, waardoor meteen de kist met de grootste capaciteit werd ingezet; de PH-TRC met 87 zitplaatsen. Pete Holmes was gezagvoerder en co-piloot was Arne Zwaan, die net was afgestudeerd aan de Rijksluchtvaart School (nu KLS).
Op de 16e goot het van de regen en dus kwam de pers pas opdagen bij terugkomst van de PH-TRC een dag later, toen de zon scheen. Omdat de persfoto met taart dateert van 17 november is de verwarring ontstaan dat de eerste vlucht ook op 17 november zou hebben plaatsgevonden, zoals in sommige boeken vermeld staat. Het was echter de 16e en dit jubileum wordt dan ook 16 november aanstaande, om middernacht, groots gevierd bij Transavia Airlines C.V., zoals het vliegbedrijf tegenwoordig officieel heet.
Eerste vlucht komt terug op Schiphol
DC-6B c/n 4356014 juli 1966 tot en met 08 juni 1969 vloog PH-TRC als ‘T-Bird Valkenburg’ voor Transavia. Daarna is het, samen met de overige DC-6’en verkocht als aan Flughjalp (TF-AAF), een hulporganisatie die voedselpakketten transporteerde naar het noodleidende Biafra. De DC-6 vloot van Transavia deed toen al een jaar lang dienst bij de Biafra-luchtbrug. Sommige toestellen hadden zelfs diverse kogelgaten in de romp opgelopen tijdens de gevaarlijke nachtlandingen in vijandig gebied.
https://www.flickr.com/photos/12627359@N05/6601473917" onclick="window.open(this.href);return false;
De cabine met de voltallige directie en eerste stewardess Simone Luijk (die ook op de staart staat).
Er hebben 10 DC-6’en voor korte tijd bij Transavia Holland gevlogen. Vanaf 1970 waren ze allemaal vervangen door Caravelle’s en een Boeing 707 voor de intercontinentale routes.
In 1972 gingen de aandelen van Boreas Corporation over naar de KNSM (voorloper van Nedlloyd), die Transavia zag als alternatief voor het stopzetten van passagierslijndiensten per schip. In 1988 verkocht Nedlloyd 40% van haar aandelen aan KLM. Tot 2003 bezat de Nationale Investeringsbank nog 20%, maar sinds dat jaar is Transavia een 100% dochter van Air France-KLM.