Enkele jaren gelden startte ik de GB “Zu wenig und zu spät: operationele Duitse jets uit WOII” (
https://www.modelbrouwers.nl/phpBB3/viewforum.php?f=226 ). Er meldde zich een flinke groep belangstellende brouwers en die leverden samen een prachtige collectie op van modellen en informatie, die op deze wijze konden worden samengebracht en daar was het mij destijds om begonnen. Een en ander werd bekroond met een tentoonstelling van ons project op de Brouwersdag in Gorinchem, waar Henny met zijn prachtige 1:32 He 162 diorama nog een fraaie prijs aan overhield.
Als deel van deze GB bouwde ik enkele Me 163 varianten. Mijn doel was de hele ontwikkeling van de Komet “in beeld te bouwen” en dat lukte ook, maar het was mij een doorn in het oog dat er één variant ontbrak: de Messerschmitt Me 263. Ik wist dat er een kit van bestond uitgegeven door Huma. Pas na enige tijd, toen de GB al was afgelopen, kon ik deze kit bestellen, nu uitgegeven door Mikro Mir. Omdat ik mijn research al gedaan had neem ik dat op in dit korte bouwverslag.
De Me 163 Komet was sinds het eind van 1944 operationeel. Het raketvliegtuig was in alle opzichten revolutionair maar had tal van beperkingen, die het vliegen ermee en de groundhandling erg gevaarlijk en tactisch niet effectief maakten. Problemen waar men tegenaan liep waren o.m.:
- De explosieve brandstoftypen T- en C-Stoff, die al ontploften als zij met elkaar in contact kwamen, wat het tanken zeer risicovol maakte.
- De onmogelijkheid om de hoeveelheid brandstof die de motor gebruikte te doseren. Het was alles of niets, full speed of stilstand, aan of uit.
- De beperkte hoeveelheid brandstof die kon worden meegenomen. De Komet had voor 8 minuten voorraad.
- Het gebruik van een tweewielstrolley bij het opstijgen en een skid bij het landen.
- De korte levensduur van de Walther raketmotor.
Gevolg was dat er veel vliegers, maar ook grondpersoneel verongelukten. Omdat die toestand onaanvaardbaar werd geacht besloot men tot het ontwerpen van twee verbeterde subversies, de 163 C en de 163D.
Eerst werd de motor aangepakt. Het lukte niet één verbrandingskamer te gebruiken, waarmee men gas kon geven en terugnemen. Men experimenteerde met een dubbele verbrandingskamer bij 2 prototypen: de Me 163B V6 en V18. De bovenste kamer werd gebruikt als de Komet full speed moest vliegen, de onderste – die 4 keer minder vermogen had - bij het vliegen op kruissnelheid. De HWK 509 motor kon daardoor simpeler uitgevoerd worden en dat zorgde er samen met de iets grotere tankinhoud voor dat de aandrijvingstijd verhoogd kon worden tot 12 minuten. De operationele vliegtijd kon daarmee met 50% verlengd worden.
De romp werd iets verlengd, maar uiteindelijk bleek dat er te weinig ruimte was voor extra brandstof. Het zwaartepunt lag te ver naar achteren en een meer ingrijpend herontwerp bleek nodig. Hiervoor werd de hulp ingeroepen van Alexander Lippisch, de beroemde luchtvaartingenieur, die al bekend was geworden door andere opzienbarende ontwerpen.
Het RLM was niet tevreden met het tempo en resultaat van de ontwikkeling van de 163 en besloten werd het project over te dragen aan Junkers. Lippisch bleef bij Messerschmitt verder werken aan de verbetering van de Komet. Bij Junkers echter besloot men de ontwikkeling voortvarend aan te pakken. De romp werd verlengd, de cockpit werd vergroot, kreeg een drukcabine en de bubble canopy van de 163C, extra ruimte voor brandstof en een intrekbaar landingsgestel. De vleugel werd aangepast zodat extra C-stoff kon worden meegenomen. Er werd met verschillende raketmotoren geëxperimenteerd en testpiloot Heini Ditmar bereikte op 6 juli 1944 met een Me 163 V18 een recordsnelheid van 1130 km per uur, dat tot beschadiging van het roert leidde. Deze Komet werd wel aangeduid als de Me 163D, maar dat klopt niet helemaal omdat hij gebouwd werd toen het Ju 248 al gestart was (foto hieronder).
In november 1944 werd het toestel wederom hernoemd tot Me 263 om de connectie met de 163 duidelijk te maken. Beide projecten kregen een naam: de Me 263 werd Scholle genoemd (“schol”) en de Ju 248 Flunder (”bot”). De productie kwam ook weer bij Messerschmitt te liggen om Junkers te ontlasten. Daar had men het druk met de enorme vraag naar Jumo-straalmotoren.
De eerste proefvlucht van de Me 263 V1 vond plaats in februari 1945, zij het zonder raketmotor. Daarna volgden nog andere proefvluchten. Het grootste probleem war men tegenaan liep was het zwaartepunt, dat te ver naar achteren lag. Door het plaatsen van contragewichten loste men dat tijdelijk op in de wetenschap dat bij de geplande productieversie Me 263A een herpositionering van de motor en een intrekbaar landingsgestel het probleem definitief zouden verhelpen. Maar het landingsgestel van de V1 was nog steeds niet intrekbaar. Over het algemeen waren de resultaten bevredigend en maakte de Scholle een “ziemlich fertigen Eindruck”.
In maart 1945 werden de testvluchten beëindigd omdat er te weinig brandstof beschikbaar was voor de Bf 110 sleepvliegtuitgen. En omdat de me 263 geen deel uitmaakte van het Jägernotprogramm was het bijna onmogelijk om aan de benodigde materialen te komen. Het toestel zou op korte termijn niet in productie worden genomen maar het werd Messerschmitt wel toegestaan de ontwikkeling voort te zetten. De V2 en V3 waren al in aanbouw. De V2 zou een intrekbaar landingsgestel krijgen, de V3 zou uitgerust worden met testbewapening. Inmiddels hadden de V1 en de V2 de HWK 109-509C motoren met de dubbele verbrandingskamer gekregen waarmee het probleem van het zwaartepunt opgelost was. Ze vlogen alleen als zweefvliegtuigen.
In april 1945 bezetten de Amerikanen de fabriek, maakten de 3 prototypen en een houten demo-model buit. De V2 werd vernietigd, een ander prototype belandde uiteindelijk in de VS. De rest werd overgedragen aan de Russen, die er een onderscheppingsjager mee ontwikkelden: de MiG I-270, die in augustus 1946 een zweefvlucht maakte en twee gemotoriseerde proefvluchten in september 1947, die beide afliepen met een landingsongeluk, waarna het project werd afgebroken. Filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=W_nR9BaiUbU